Als we geboren worden dan is ons zenuwstelsel nog niet compleet.
Een baby heeft geen focus. Als je goed kijkt zijn hun ogen gaten waarbij het licht naar binnenkomt. De wereld verschijnt in hun beleving.
Door de opvoeding en taal leren baby’s een onderscheid maken tussen subject en object. IK en JIJ. De scheiding vindt plaats en gaat leven in een idee van scheiding.
Dit noemen we ook wel een dualistische focus (van onze ouders). Onze ouders zagen ons dus als object. Het betekent dat ze ons niet van binnenuit voelden en zagen. Als baby is huilen het enige signaal dat we hebben. Als onze ouders de signalen niet kunnen begrijpen, voelt het alsof je dood gaat.
Als je baby’s laat liggen en huilen, dan voelen ze alsof ze dood gaan. Het gaat in overlevingsstand van dissociatie en ineenstorting om het trauma te overleven.
Ons zenuwstelsel zoekt naar die informatie (van gezien en gevoeld te worden) in een ander zenuwstelsel. Het is een verlangen naar die informatie. Geliefd en gewaardeerd te zijn van wat je al bent!
MAAR we proberen die informatie te verkrijgen via seksualiteit en intieme relaties. Maar de meesten van ons dragen die informatie niet.
Wat speelt is dat er een verlangen is dat onderdrukt wordt en het verlangen van willen en schijnt de wortel van alle lijden.
Als het zenuwstelsel deze informatie wil verkrijgen dan gaat het in een nogal onbeholpen manier. Vaak wordt de uitreiking afgewezen, omdat het als gat wordt ervaren dat door de ander nooit gevuld kan worden.
We beantwoorden daarop met afwijzing.
Wat gebeurt is dat we gemengde signalen uitzenden. Ik wil verbinding, maar kom niet te dichtbij.
De focus en aandacht in deze tekst ligt dus onbewust op het verlangen naar het verkrijgen van de informatie om gezien en gevoeld te worden en geliefd en gewaardeerd te zijn om wie je bent.
Als je geluk hebt, kom je iemand tegen die deze informatie wel heeft en ziet wat er speelt in je zenuwstelsel.